Terugblik van professor Ferry Breedveld: “Kwaliteit leeft”

Ruim tien jaar geleden werd het NFU-consortium Kwaliteit van Zorg opgericht. Professor Ferry Breedveld, destijds bestuursvoorzitter van het LUMC, stond als eerste voorzitter aan de wieg van het consortium. We blikken met hem terug en kijken vooruit. “Zorgprofessionals lopen warm voor kwaliteitsverbetering, het gaat echt over hun werk. Dat is nog steeds zo.”

Wat was de aanleiding voor de oprichting van een gezamenlijk consortium Kwaliteit van Zorg met acht umc’s onder de vleugels van de NFU?
“Gezamenlijk werken aan kwaliteit kwam vanuit de wetenschappelijke verenigingen op de bestuurstafel van de umc’s. De verenigingen zagen onderlinge verschillen in de harde uitkomsten van hun behandelingen, zoals sterftecijfers bij een operatie aan dikke-darm-kanker of complicaties als incontinentie na een prostaatoperatie. De frequentie waarin dit voorkwam, verschilde aanzienlijk tussen ziekenhuizen. Er kwamen ook ranglijstjes van ziekenhuizen in het AD en Elsevier. De umc’s bungelden vaak onderaan aan deze lijsten, omdat er niet gecorrigeerd werd voor de meer gecompliceerde ingrepen die hier plaatsvonden.
Daarnaast deed met het nieuwe zorgstelsel ‘marktwerking’ haar intrede, waardoor bij verzekeraars en patiëntenorganisaties de behoefte groeide om de kwaliteit te kunnen vergelijken. Als NFU-bestuur keken we naar dit spektakel en besloten zelf het voortouw te nemen om kwaliteit zichtbaar te maken en continu aan verbetering te werken. Zo ontstond een academische werkplaats waarin umc’s hun krachten bundelden en werkten aan zinvolle kwaliteitscriteria en uitkomsten. Met de focus op de toegevoegde waarde van de zorg.”

Wat is kenmerkend voor de beginperiode?
“Ons nieuwe gremium was een bron van energie, maar moest nog binnen en buiten de umc’s een plek veroveren. De umc’s waren min of meer ook elkaars concurrenten en moesten wel over een drempel heenstappen. Zowel de bestuurders als de medisch directeuren voelden zich verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg. Daarnaast hadden we te maken met andere koepelorganisaties als de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, de Federatie van Medisch Specialisten, Zorgverzekeraars Nederland en de Inspectie. Dus ook extern moesten we samenwerken. Onze onderscheidende kracht in dit veld was de wetenschap.”

Welke activiteiten stonden de eerste vijf jaar centraal?
“We organiseerden cursussen en symposia. Er kwam zelfs een masteropleiding voor zorgprofessionals die zich in het kwaliteitsdenken en -handelen wilden bekwamen. Het enthousiasme om samen aan kwaliteit te werken was grenzeloos en verbonden aan de beroepstrots. Zo ontstonden ook werkgroepen rond ziektebeelden die werkten aan een optimale kwaliteitsregistratie. Die registratie was gericht op verbetering van de behandeluitkomsten. Daarbij zochten we naar efficiënte zinvolle registratie, registratie aan de bron, om zo de administratieve last te beperken. Voorbeelden zijn opnameduur, sterftecijfers en medicijngebruik. Die data waren er al. De NFU genereerde diverse fondsen om dit allemaal mogelijk te maken.”

Welke rol is passend voor het consortium voor de toekomst? En wat is nodig om het consortium toekomstbestendig te houden?
“Kwaliteitsverbetering vraagt dat je je blijft ontwikkelen en voorop blijft lopen. Bedrijven als Philips of de farmaceutische industrie blijven innoveren en hun producten verbeteren. Ook in de zorg moeten we steeds kijken hoe we waarde kunnen toevoegen aan de levenskwaliteit van de individuele patiënt. Hoeveel is die ene patiënt beter geworden van de vervanging van een knie of heup? Dat verschilt per patiënt, er is geen ‘one size fits all’.
Meten van de zorg blijft belangrijk, maar het moet wel wat toevoegen aan de behandeling van de patiënt. Zorgprofessionals hebben daar een uitstekend gevoel voor en betrekken patiënten hierbij.”

Welke kansen ziet u?
“Onze grootste kans is dat we met de acht umc’s praktijkgericht onderzoek kunnen doen, zodat we optimaal van elkaar leren. Daarbij moeten we als academische werkplaats de samenwerking zoeken met andere partijen. Om uitkomsten te kunnen vergelijken en te verbeteren, is het belangrijk om in alle ziekenhuizen en umc’s dezelfde data te verzamelen. Dat geeft inzicht in hoe we waarde kunnen toevoegen aan de zorg voor de individuele patiënt.”

Wat is uw mooiste herinnering?
“Mijn mooiste herinnering heb ik aan het moment dat de eerste mastergroep startte in 2011. Ik mocht toen een openingsverhaal houden. Het enthousiasme van de masterstudenten was hartverwarmend. Kwaliteit leeft, met dat gevoel ging ik naar huis.”