Hoe bereiken kwaliteitsadviezen de spreekkamer beter dan nu?

Hoe kunnen landelijke kwaliteitsadviezen en -richtlijnen zorgprofessionals beter bereiken? En hoe kunnen deze vaker en sneller echt worden gebruikt bij beslissingen rond diagnostiek en behandeling? Daar is niet één gouden sleutel voor. Wel wordt steeds duidelijker waar het wringt en dus ook waar de mogelijke oplossingen zitten. Dit is dankzij drie onderzoekstrajecten rond dit dilemma, opgestart vanuit de Academische Werkplaats Zorgpraktijk en Beleid. De onderzoekers zijn enthousiast over hun eerste bevindingen.

Kwaliteitsadviezen moeten landen
‘Er moet veel meer aandacht komen voor de implementatie, het lastigste deel. Dat gaat verder dan publicatie, adviezen rondsturen en erover spreken op een congres’, constateert Andrea Thoonsen (Amsterdam UMC). Ze is halverwege haar promotietraject dat zich vooral richt op de ‘afzenders’ van kwaliteitsadviezen. ‘Er wordt heel veel tijd, energie en geld gestoken in de ontwikkeling van een kwaliteitsadvies of -richtlijn op basis van de nieuwste inzichten. Zonde als daar niets of te weinig mee wordt gedaan. Vaak is bijvoorbeeld onduidelijk wie na de ontwikkeling de eigenaar is.’ Thoonsen gaat voor het vervolg van haar onderzoek in de praktijk meekijken en adviseren bij de implementatie van een verbetersignalement rond astma in het kader van Zinnige zorg.

Kloof tussen adviesmakers en zorgprofessionals
Een ander knelpunt lijkt een flinke kloof tussen hoe zorgprofessionals informatie zoeken en hoe makers van kwaliteitsadviezen denken dat ze dat doen. Floris Weller (LUMC) richt zich in zijn onderzoekstraject op de medisch specialisten. Hij interviewde in de eerste fase tien chirurgen en tien internisten. Wat doet een medisch specialist als hij een specifieke klinische vraag heeft? En wat doet een medisch specialist om kennis op peil te houden op zijn/haar vakgebied?  ‘Op basis van 20 interviews zijn er natuurlijk geen conclusies te trekken. Daarom is de volgende stap een vragenlijst voor heel specialistisch Nederland’, aldus Weller.  Een paar opvallende resultaten uit de interviews: collega’s zijn een vaak genoemde bron van informatie voor medisch specialisten. Van richtlijnen werd meermaals gezegd dat ze slecht toegankelijk zijn en niet praktisch zijn in de spreekkamer. ‘Uit de vragenlijsten moet straks blijken wat er breed leeft. Daar zit dan waarschijnlijk de oplossing om de kloof kleiner te maken.’

Helpt spiegelinformatie bij beter gebruik kwaliteitsadviezen?
Tot slot doet Vera de Weerdt (Amsterdam UMC) onderzoek naar feedback en spiegelinformatie als motor voor beter gebruik van landelijke kwaliteitsadviezen.  ‘We weten dat het geven van feedback aan medisch-specialisten een effectieve kwaliteitsverbeteringsstrategie is. Maar welke factoren bepalen die effectiviteit? En wat vinden zorgprofessionals zelf belangrijk bij de feedback die ze krijgen? Welke rol speelt bijvoorbeeld de bron van de data?’, schetst ze de vragen waar ze mee bezig is.  In het eerste deel van haar onderzoek heeft de Weerdt bijvoorbeeld gekeken wat de mogelijkheden en belemmeringen zijn om data van declaraties te gebruiken als spiegelinformatie. Ze richtte zich op kwaliteitsadviezen rond een specifieke polsfractuur bij 65-plussers. Aan de hand van de declaratiedata keek ze op ziekenhuisniveau hoeveel van deze patiënten werden geopereerd en hoeveel er op een andere manier werden behandeld. ‘Het voordeel is dat de declaratiedata toch al beschikbaar zijn, dus dat je niet voor extra administratieve last zorgt. Nadeel is dat deze data vaak niet specifiek genoeg zijn, waardoor de feedback niet altijd concreet genoeg is, zoals hier ook het geval bleek. Voor bepaalde aandoeningen zijn die data wel geschikt’, zegt De Weerdt.  Met literatuuronderzoek onderzoekt ze verder welke factoren belangrijk zijn bij spiegelinformatie om kwaliteitsadviezen meer gebruikt te laten worden in de spreekkamer.

Academische Werkplaats
De Academische Werkplaats Zorgpraktijk en Beleid is een samenwerking van het Consortium Kwaliteit van Zorg van de NFU en Zorginstituut Nederland. De uitkomsten van bovengenoemde onderzoeken worden in de toekomst breed gedeeld om met elkaar te zorgen dat het beleid en de zorgpraktijk beter aansluiten voor een betere kwaliteit van zorg.