Een brug slaan tussen beleid en praktijk
“We kunnen de zorg alleen maar veranderen als we de kennis en expertise gebruiken van onderzoekers, beleidsmakers en zorgverleners.”
Dat zei bestuurder Stephanie Klein Nagelvoort, tijdens het symposium ‘Brug slaan tussen praktijk en beleid’ van de Academische Werkplaats Zorgpraktijk en Beleid. Tijdens dit symposium, dat op 25 oktober in Utrecht plaatsvond, discussieerden ruim 160 zorgverleners, onderzoekers en beleidsmakers over de kloof tussen praktijk en beleid.
Een thema als passende zorg was een paar jaar geleden nog ‘niet sexy’, vertelt Klein Nagelvoort, vice-voorzitter van de Raad van Bestuur van het UMCG en bestuurlijk voorzitter van het NFU Consortium Kwaliteit van Zorg. Ontwikkelingen in de zorg, zoals het IZA, waar passende zorg centraal staat, zorgden snel voor verandering van denken. “Omdat een aantal jaren geleden al een aantal onderzoekers deze thema’s al belangrijk vonden, kunnen we hier vandaag over praten. Chapeau voor deze onderzoekers.”
De bestuurder lichtte in haar welkomstwoord het doel van het symposium toe; het dichten van de kloof tussen beleid en praktijk. Zes jonge onderzoekers hebben de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar verschillende thema’s, met als centrale thema de verbinding tussen beleid en zorgpraktijk. Sarah Kleijnen, directeur ontwikkeling, wetenschap en internationale zaken van het Zorginstituut Nederland, voegde daaraan toe: “Papier is geduldig, we hebben er niets aan als rapporten op de plank blijven liggen. Een belangrijke vraag is: ‘Wat kunnen we anders doen in werkwijze, processen, om de onderzoeksresultaten ook echt in de praktijk te laten landen?”
Na de algemene inleiding gaven de dagvoorzitters Arie Franx (hoogleraar Verloskunde in het Erasmus MC) en Dave Dongelmans (anesthesioloog-intensivist in het Amsterdam UMC) een korte terugkoppeling op de doelstelling van de Academische Werkplaats, een initiatief van de NFU en Zorginstituut Nederland. Dongelmans: “Het is een belangrijke vraag hoe de onderzoekers ervoor kunnen zorgen dat de resultaten die zijn behaald ook blijvende impact zullen hebben. “Daar zal deze middag zeker mee helpen. We hopen ook nieuwe input te krijgen voor een nieuwe onderzoeksagenda.”
Wat is de Academische Werkplaats?
Bekijk de video.
Nederlandse ondertiteling is beschikbaar
Brug bouwen
Sjoerd Repping, hoogleraar Zinnige Zorg aan het Amsterdam UMC, startte zijn bijdrage door het schetsen van verschillende typen kloven tussen praktijk, beleid en wetenschap.”Aan de ene kant staat bijvoorbeeld een wetenschapper uit het umc die zijn kennis overdraagt aan de dokter in een algemeen ziekenhuis. Of dat ene artikel in The New England Journal of Medicine, waarbij de wetenschapper ervan uitgaat dat het door iedereen wordt gelezen en de lezer ook meteen zijn werkwijze zal aanpassen. Dat gebeurt niet, maar vaak worden die kloven niet opgemerkt.”
Om te voorkomen dat er waardevolle kennis verloren gaat, is het daarom belangrijk om de kloof te dichten, de brug te bouwen en daar ook nog van beide kanten overheen te lopen. ”Dit kost veel inspanning, maar dat is wel nodig.”
Repping vertelt dat er gemiddeld 15 jaar zit tussen het stellen van een onderzoeksvraag en de daadwerkelijke implementatie van de onderzoeksresultaten in de praktijk. “We hebben alle onderdelen van dit proces in kaart gebracht en proberen nu alle onderdelen te verkorten”, aldus Repping.
Digitale innovaties
Na de algemene inleiding was het tijd voor de deelsessies van de zes jonge onderzoekers. De eerste sessie ging over ‘waardevol innoveren in de zorg’ en werd gegeven door Kevin Jenniskens (assistent professor klinische epidemiologie, UMC Utrecht) en Saskia Bontjer (onderzoeker UMCG). De onderzoekers spraken over hoe digitale innovaties op verschillende manieren een bijdrage kunnen leveren aan de zorg. Zo kunnen ze een patiënt beter of gezonder maken, zorgpersoneel ontlasten of zorgprocessen in ziekenhuizen optimaliseren. “Belangrijk is dat we ons realiseren dat zorginnovaties geen digitale pillen zijn”, zei Jenniskens. “Er zijn hele andere overwegingen bij de beoordeling van de werking, de implementatie en het gebruik.”
De voorlopige bevindingen van het kwalitatief onderzoek zijn dat RCT’s vaak niet haalbaar zijn en dat er geen one-size-fits-all-benadering is voor dit type onderzoek. Saskia Bontjer ging vervolgens verder op het thema ‘bevlogenheid bij zorgpersoneel’. Ze legde daarbij de nadruk op de impact van medische technologieën op de werkbelasting en welzijn van zorgprofessionals. Uit dit onderzoek blijkt dat de impact van de verschillende technologieën heel verschillend is op het welzijn van zorgprofessionals. Zo blijkt uit de praktijk dat de kwaliteit en complexiteit van de zorg invloed hebben op het welzijn van de professionals en andersom heeft dit welzijn weer invloed op de kwaliteit van zorg en inzetbaarheid van het personeel.
Richtlijnen
De tweede sessie richtte zich op richtlijnen en dan specifiek de implementatie en impact in de praktijk. Andrea Thoonsen, onderzoek aan het Amsterdam UMC en Floris Weller, onderzoeker aan het LUMC, onderzochten onder andere waarom het soms (meer dan) 15 jaar kan duren voordat klinische innovaties in de praktijk worden gebracht. Thoonsen deed onderzoek via systematische reviews, observationeel onderzoek en hield interviews met 35 vertegenwoordigers met Nederlandse richtlijnontwikkelaars. Uit de resultaten blijkt dat er relatief veel tijd en geld wordt besteed aan het ontwikkelen van de richtlijnen, maar niet aan de daadwerkelijke implementatie.
Als mogelijk oplossing geeft ze aan dat richtlijnontwikkelaars al tijdens de adviesontwikkeling stil staan bij implementatie en implicaties. Ook moeten de verschillende organisaties die richtlijnen ontwikkelen hun processen beter op elkaar afstemmen. Weller ondervond dat zorgverleners hun informatie voor de behandeling van hun patiënten lang niet altijd halen uit richtlijnen of nascholing, maar bij klinische vragen hun directe collega’s als meest waardevolle bron inzetten.
Spiegelinformatie
De laatste deelsessie werd gepresenteerd door Julia Jansen, onderzoeker van het Erasmus MC en Eric van der Hijden, senior onderzoeker/projectleider gepaste zorg bij het VU. Zij vertelden het publiek over ‘de rol van data bij kwaliteit van zorg en gepast gebruik’. Zij gingen onder andere in op de rol van spiegelinformatie. Een van de onderzoeksvragen was hoe spiegelinformatie zodanig ontwikkeld kan worden, dat dit geaccepteerd wordt door professionals. Uit focusgroepen blijkt dat belangrijke voorwaarden voor acceptatie zijn: er moet voldoende bewijs zijn voor een spiegel, deze moet zijn uitgezet door de wetenschappelijke vereniging en het doel mag niet ‘te veroordelen’ zijn. Daarnaast moet per klinisch onderwerp afgewogen worden of declaratiedata geschikt zijn. Jansen: “Het is belangrijk om het vertrouwen te verstevigen en met elkaar in gesprek te gaan. We moeten verantwoorden wat écht belangrijk is.”
De meest opvallende resultaten
Bekijk de video.
Nederlandse ondertiteling is beschikbaar
Paradoxen
De middag werd afgesloten door René ten Bos, filosoof en hoogleraar aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Deze gaf de toeschouwers een vijftal paradoxen rondom zorg en beleid. De eerste was de paradox tussen denken en doen. “In de geneeskunde zijn we gewend om een scheiding te maken tussen de wetenschap en de uitvoering in de praktijk, de denkers en de doeners. Mijn advies: “Haal denken en doen niet teveel uit elkaar. Maak de kloof daartussen minder zwaar en ingewikkeld.”
De tweede kloof had betrekking de paradox tussen bestuur en zorg. “Bestuur is altijd generiek, dat draait om aansprakelijkheid. De uitvoering van zorg draait uit om verantwoordelijkheid.”
De derde paradox is die tussen het vertrouwen van de bevolking in zorgverleners enerzijds en de relatief geringe effectiviteit van de geneeskunde. “We kunnen lang niet altijd iedereen helpen.”
De volgende paradox heeft betrekking op de vraag of medici dogmatisch of sceptisch moeten zijn. “We moeten tolerant zijn voor mensen die het niet weten.”
De afsluitende stelling had betrekking op de paradox tussen preventief denken en handelen, terwijl de meeste patiënten toch curatieve oplossingen willen. “Het blijft gewoon een beetje aanmodderen”, aldus Ten Bos. “Mijn advies is: bewonder mensen die aanmodderen een beetje.”
Hij sloot de middag af met een wijze raad richting de aanwezigen: “Ik wens jullie heel veel gezamenlijkheid toe.”